
2 / 2

Pietertje van SplunterPietertje van Splunter heeft altijd de schilderkunst onder-
zocht. Dat deed ze niet om een goed nieuw schilderij
te maken, maar om het concept van het schilderen zelf
te ontleden. Dat was geen theoretische aangelegenheid,
maar een vorm van denken die tegelijkertijd handelen is.
Bewust van de achterkant van een doek, gebruikt ze die
achterkant of snijdt het doek open tot er een weefsel van
stroken ontstaat met gapende openingen die de muur laten
zien waarvoor het schilderij is opgehangen. Ze gebruikt
de schilderijen als platen voor het bouwen van nieuwe
ruimten of huisjes, en benadrukt daarmee zowel de dikte
van een schilderij als de fragiliteit ervan. En als ze echt
een schilderij in de traditionele betekenis van het woord
realiseert, kan het gemakkelijk een commentaar zijn op
een bestaand beeld of schilderij waarvan ze compositie
verandert of onderzoekt in een reeks van wijzigingen.
Vaak gebruikt ze afzonderlijke werken in een groter
geheel zodat er een 'installatie' ontstaat. Dat betekent
dat haar werken steeds ingrijpen in de ruimte, zich
daartoe verhouden en zodoende gemakkelijk een contact aangaan met andere kunstwerken in de buurt.
Hoe helder de beeldende uitspraken ook zijn, de wijze waarop de werken op elkaar volgen laat zien dat ze allemaal momenten zijn in een voortdurend onderzoek naar de grenzen en mogelijkheden van het ambacht van de
schilder. In een beschrijving lijkt zo'n aanpak conceptueel, theoretisch dus, en een uiting van dodelijke ernst.
Maar dat is in dit geval absoluut niet zo.